Dieren
De dieren (wetenschappelijke naam: Animalia), vormen een rijk in de supergroep Unikonta, behorende tot het domein van de eukaryoten. Het dierenrijk is in diverse ondergroepen verdeeld die weer onderverdeeld zijn in stammen. De wetenschap die zich met de studie van het dierenrijk bezighoudt is zoölogie.
Dieren zijn in grondbeginsel met zintuigen uitgeruste, meercellige organismen, die hun energie niet door fotosynthese opwekken maar deze uit organische stof betrekken (verkregen door andere organismen op te eten en te verteren) en zuurstof voor hun ademhaling nodig hebben. De meeste dieren kunnen zich bewegen.
Veel dieren gebruiken biologische pigmenten voor bescherming door camouflage en mimicry. Tevens wordt pigment gebruikt om onderlinge signalen af te geven ten behoeve van voortplanting. Het pigment rodopsine speelt een rol in ogen om licht op te vangen voor het zicht. Huidpigmenten zoals melanine beschermen mens en dier tegen de schadelijke werking van ultraviolette straling.
De mens wordt in wetenschappelijke zin ook tot de dieren gerekend. Gedragsonderzoek heeft uitgewezen dat hoger ontwikkelde dieren gecompliceerd gedrag vertonen en signalen aan elkaar doorgeven (diercommunicatie). Zelfs beginselen van abstract denken worden bij enige diersoorten gezien, maar desondanks worden bij geen enkele bekende diersoort de typisch menselijke gaven gezien om een hogere cultuur te ontwikkelen. Toch snijdt het in de meeste menselijke culturen scherp gemaakte onderscheid tussen mens en dier wetenschappelijk geen hout.
Vandaag de dag worden tot de dieren meestal alleen veelcelligen gerekend. Traditioneel gezien werden ook grote groepen eencelligen, de Protozoa, tot de dieren gerekend. Dit kan biologisch gezien echter niet meer gerechtvaardigd worden. De met het dierenrijk sterkst verwante groep zijn de Choanoflagellata. Ze werden in deze systematiek bij het dierenrijk gerekend. De evolutionaire zustergroep van de dieren zijn de schimmels die traditioneel gezien tot het Rijk der schimmels gerekend werden. In deze definitie worden dieren en schimmels gezamenlijk als Opisthokonta aangeduid.
Het dierenrijk kan in drie hoofdgroepen (onderrijken) onderverdeeld worden op basis van complexiteit en het al of niet bezitten van bepaalde geavanceerde kenmerken:
Parazoa
Mesozoa
Eumetazoa
De Parazoa worden uitsluitend gevormd door sponzen, waarvoor typerend is dat ze wel samenwerkende cellen, maar geen samenhangende organen en weefsels hebben. Tegenover de Parazoa worden de Eumetazoa gesteld, die wel organen en weefsels hebben, en met name een darmholte of -kanaal. De Mesozoa staan daar middenin en bestaan meestal slechts uit een plakje weefsel met een duidelijke boven- en onderzijde, maar geen echte darmholte.
De Eumetazoa of orgaandieren worden op hun beurt weer onderverdeeld in de volgende twee hoofdgroepen (geen echte taxon), gebaseerd op hun uiterlijke symmetrie:
Radiata, die radiaal symmetrisch zijn
Bilateria, die tweezijdig symmetrisch zijn
Typerend voor Eumetazoa is het bezit van een compartiment binnen in het lichaam waar het voedsel wordt verzameld en verteerd. Bij Radiata is dit een darmholte en het dier heeft geen echte linker of rechterzijde, maar een radiale symmetrie (denk bijvoorbeeld aan een zeeanemoon of een kwal). De Bilateria zijn tweezijdig symmetrisch, ze hebben dus een duidelijk linker- en rechterzijde (en voor- en achterkant). Sommige Bilateria, zoals platwormen (Platyhelminthes), hebben een darmholte met maar één opening. Bij de meeste andere Bilateria is er echter sprake van een darmkanaal, waarbij er voedsel de ene kant inkomt (mond) en de andere kant weer uit (anus).
Een verdere indeling van de Bilateria is in de volgende twee groepen:
Protostomia (Oermondigen)
Deuterostomia (Nieuwmondigen)
Deze indeling is met name gebaseerd op de ontwikkeling van het embryo. In de allervroegste stadia bestaat het embryo uit een met vocht gevuld bolletje cellen (of 'morula') waar zich op een gegeven moment een 'oermond' vormt door het indeuken van een zijde naar binnen toe, die binnenin de morula een holte vormt. Dit heet de blastulafase en lijkt op de toestand bij Radiata. Bij de oermondigen ontwikkelt de oermond zich tot de mond in het volwassen dier en vormt zich secundair een anus. Bij de nieuwmondigen daarentegen, ontwikkelt de oermond zich tot de anus in het volwassen stadium en vormt de mond zich secundair.
Sommige Bilateria ontwikkelen secundair een oppervlakkige radiale symmetrie. Een voorbeeld bij uitstek vormt de stam van de stekelhuidigen, waaronder de zeesterren, die een vijfvoudige radiale symmetrie ontwikkelen vanuit een bilateraal larvaal stadium.
Overzicht[bewerken]
Hieronder volgt een gedetailleerder overzicht van de indeling van het dierenrijk:
Parazoa
Placozoa (Plakdiertjes)
Porifera (Sponsdieren)
Mesozoa (Middendiertjes)
Orthonectida
Rhombozoa
Eumetazoa (Orgaandieren)
Radiata (Dieren met een radiale symmetrie)
Cnidaria (Neteldieren: poliepen, zeeanemonen, kwallen, koralen, ...)
Ctenophora (Ribkwallen)
Bilateria (Dieren met een tweezijdige symmetrie)
Protostomia (Oermondigen: de meeste ongewervelde dieren)
Ecdysozoa (Dieren die 'vervellen', o.a. geleedpotigen, rondwormen, Priapulida, ...)
Lophotrochozoa (Weekdieren, ringwormen, ...)
Deuterostomia (Nieuwmondigen)
Echinodermata (Stekelhuidigen)
Hemichordata
Xenoturbellida
Chordata (Chordadieren: o.a. gewervelden)
Overige Bilateria
Oorsprong en evolutie
De dominerende opvatting is dat de meercellige dieren geëvolueerd zijn uit kolonievormende eencellige choanoflagellaten-voorouders. Dit zijn een soort zweepdiertjes met een kraag rond de zweepstaart. De morfologie van deze eencelligen lijkt namelijk sterk op bepaalde lichaamscellen van de sponsdieren (de choanocyten), en gelijksoortige kraagcellen komen in het gehele dierenrijk voor.
De dieren (wetenschappelijke naam: Animalia), vormen een rijk in de supergroep Unikonta, behorende tot het domein van de eukaryoten. Het dierenrijk is in diverse ondergroepen verdeeld die weer onderverdeeld zijn in stammen. De wetenschap die zich met de studie van het dierenrijk bezighoudt is zoölogie.
Dieren zijn in grondbeginsel met zintuigen uitgeruste, meercellige organismen, die hun energie niet door fotosynthese opwekken maar deze uit organische stof betrekken (verkregen door andere organismen op te eten en te verteren) en zuurstof voor hun ademhaling nodig hebben. De meeste dieren kunnen zich bewegen.
Veel dieren gebruiken biologische pigmenten voor bescherming door camouflage en mimicry. Tevens wordt pigment gebruikt om onderlinge signalen af te geven ten behoeve van voortplanting. Het pigment rodopsine speelt een rol in ogen om licht op te vangen voor het zicht. Huidpigmenten zoals melanine beschermen mens en dier tegen de schadelijke werking van ultraviolette straling.
De mens wordt in wetenschappelijke zin ook tot de dieren gerekend. Gedragsonderzoek heeft uitgewezen dat hoger ontwikkelde dieren gecompliceerd gedrag vertonen en signalen aan elkaar doorgeven (diercommunicatie). Zelfs beginselen van abstract denken worden bij enige diersoorten gezien, maar desondanks worden bij geen enkele bekende diersoort de typisch menselijke gaven gezien om een hogere cultuur te ontwikkelen. Toch snijdt het in de meeste menselijke culturen scherp gemaakte onderscheid tussen mens en dier wetenschappelijk geen hout.
Vandaag de dag worden tot de dieren meestal alleen veelcelligen gerekend. Traditioneel gezien werden ook grote groepen eencelligen, de Protozoa, tot de dieren gerekend. Dit kan biologisch gezien echter niet meer gerechtvaardigd worden. De met het dierenrijk sterkst verwante groep zijn de Choanoflagellata. Ze werden in deze systematiek bij het dierenrijk gerekend. De evolutionaire zustergroep van de dieren zijn de schimmels die traditioneel gezien tot het Rijk der schimmels gerekend werden. In deze definitie worden dieren en schimmels gezamenlijk als Opisthokonta aangeduid.
Het dierenrijk kan in drie hoofdgroepen (onderrijken) onderverdeeld worden op basis van complexiteit en het al of niet bezitten van bepaalde geavanceerde kenmerken:
Parazoa
Mesozoa
Eumetazoa
De Parazoa worden uitsluitend gevormd door sponzen, waarvoor typerend is dat ze wel samenwerkende cellen, maar geen samenhangende organen en weefsels hebben. Tegenover de Parazoa worden de Eumetazoa gesteld, die wel organen en weefsels hebben, en met name een darmholte of -kanaal. De Mesozoa staan daar middenin en bestaan meestal slechts uit een plakje weefsel met een duidelijke boven- en onderzijde, maar geen echte darmholte.
De Eumetazoa of orgaandieren worden op hun beurt weer onderverdeeld in de volgende twee hoofdgroepen (geen echte taxon), gebaseerd op hun uiterlijke symmetrie:
Radiata, die radiaal symmetrisch zijn
Bilateria, die tweezijdig symmetrisch zijn
Typerend voor Eumetazoa is het bezit van een compartiment binnen in het lichaam waar het voedsel wordt verzameld en verteerd. Bij Radiata is dit een darmholte en het dier heeft geen echte linker of rechterzijde, maar een radiale symmetrie (denk bijvoorbeeld aan een zeeanemoon of een kwal). De Bilateria zijn tweezijdig symmetrisch, ze hebben dus een duidelijk linker- en rechterzijde (en voor- en achterkant). Sommige Bilateria, zoals platwormen (Platyhelminthes), hebben een darmholte met maar één opening. Bij de meeste andere Bilateria is er echter sprake van een darmkanaal, waarbij er voedsel de ene kant inkomt (mond) en de andere kant weer uit (anus).
Een verdere indeling van de Bilateria is in de volgende twee groepen:
Protostomia (Oermondigen)
Deuterostomia (Nieuwmondigen)
Deze indeling is met name gebaseerd op de ontwikkeling van het embryo. In de allervroegste stadia bestaat het embryo uit een met vocht gevuld bolletje cellen (of 'morula') waar zich op een gegeven moment een 'oermond' vormt door het indeuken van een zijde naar binnen toe, die binnenin de morula een holte vormt. Dit heet de blastulafase en lijkt op de toestand bij Radiata. Bij de oermondigen ontwikkelt de oermond zich tot de mond in het volwassen dier en vormt zich secundair een anus. Bij de nieuwmondigen daarentegen, ontwikkelt de oermond zich tot de anus in het volwassen stadium en vormt de mond zich secundair.
Sommige Bilateria ontwikkelen secundair een oppervlakkige radiale symmetrie. Een voorbeeld bij uitstek vormt de stam van de stekelhuidigen, waaronder de zeesterren, die een vijfvoudige radiale symmetrie ontwikkelen vanuit een bilateraal larvaal stadium.
Overzicht[bewerken]
Hieronder volgt een gedetailleerder overzicht van de indeling van het dierenrijk:
Parazoa
Placozoa (Plakdiertjes)
Porifera (Sponsdieren)
Mesozoa (Middendiertjes)
Orthonectida
Rhombozoa
Eumetazoa (Orgaandieren)
Radiata (Dieren met een radiale symmetrie)
Cnidaria (Neteldieren: poliepen, zeeanemonen, kwallen, koralen, ...)
Ctenophora (Ribkwallen)
Bilateria (Dieren met een tweezijdige symmetrie)
Protostomia (Oermondigen: de meeste ongewervelde dieren)
Ecdysozoa (Dieren die 'vervellen', o.a. geleedpotigen, rondwormen, Priapulida, ...)
Lophotrochozoa (Weekdieren, ringwormen, ...)
Deuterostomia (Nieuwmondigen)
Echinodermata (Stekelhuidigen)
Hemichordata
Xenoturbellida
Chordata (Chordadieren: o.a. gewervelden)
Overige Bilateria
Oorsprong en evolutie
De dominerende opvatting is dat de meercellige dieren geëvolueerd zijn uit kolonievormende eencellige choanoflagellaten-voorouders. Dit zijn een soort zweepdiertjes met een kraag rond de zweepstaart. De morfologie van deze eencelligen lijkt namelijk sterk op bepaalde lichaamscellen van de sponsdieren (de choanocyten), en gelijksoortige kraagcellen komen in het gehele dierenrijk voor.